-
1 Fall
〈m.; Fall(e)s, Fälle〉1 val, het vallen♦voorbeelden:1 zu Fall bringen, kommen • ten val brengen, komen2 den Fall nehmen, setzen • (veronder)stellen, aannemengesetzt den Fall, (dass) • gesteld, in de veronderstelling datauf alle Fälle, jeden Fall • in ieder gevalvon Fall zu Fall • van geval tot gevalder Fall liegt so • de zaak zit zoim vorliegenden Fall • in het onderhavige geval -
2 an dieser Sache ist etwas faul
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > an dieser Sache ist etwas faul
-
3 das Geschäft ist herunter
de zaak zit aan de grond, is faillietWörterbuch Deutsch-Niederländisch > das Geschäft ist herunter
-
4 der Fall liegt so
-
5 faul
4 nalatig, talmend, traag♦voorbeelden:〈 mijnwezen〉 faules Gestein • bros, brokkelig gesteentefaul riechen • onfris ruiken〈 informeel〉 er, nicht faul, antwortete, … • hij antwoordde zonder dralen, snel reagerend …〈 spreekwoord〉 abends werden die Faulen fleißig • tegen de avond en de noen heeft de luiaard meest te doen3 faule Aktien • onzekere, waardeloze aandelenfaule Ausreden • smoesjesein fauler Friede • een onzekere vrede, schijnvredeein fauler Wechsel • een ongedekte wisselfaule Witze • flauwe moppenan dieser Sache ist etwas faul • aan deze zaak zit een luchtjeetwas ist faul im Staate Dänemark • er is iets niet in orde4 faule Kunden, Zahler • nalatige klanten, betalers -
6 herunter
herunter1 (naar) beneden ⇒ omlaag, neer, af♦voorbeelden:er kam vom Berg herunter • hij daalde de berg af -
7 Sache
Sache〈v.; Sache, Sachen〉♦voorbeelden:eine böse Sache • een kwalijke zaakmit jemandem gemeinsame Sache machen • gemene zaak met iemand makendas ist keine große Sache • dat is een kleinigheiddas ist nur eine halbe Sache • dat is maar half werkharte Sachen • sterkedrankSachen gibts (die gibts gar nicht)! • hoe is het mogelijk!〈 informeel〉 mach Sachen! • wat vertel je me nou?sagen, was Sache ist • zeggen waar het op staatdas sind so Sachen • dat zijn zo van die dingendie Sache ist die, dass … • het is, zit zo dat …er versteht seine Sache • hij kent zijn zaakjesdas ist nicht jedermanns Sache • (a) dat valt niet bij iedereen in de smaak; (b) dat kan, ligt niet iedereen〈 informeel〉 mach keine Sachen! • doe (toch) niet zo stom!das ist nicht meine Sache • (a) dat is niet mijn zaak; 〈 ook〉 dat ligt niet op mijn weg • (b) dat is niets voor mijbei der Sache sein • er met zijn aandacht bij zijneine Sache für sich • een apart geval, een geval op zich(zelf)in eigener Sache • pro domo, voor zijn eigen persoon(tje)in Sachen der Moral • op het stuk van de moraalin Sachen A. gegen B. • in zake A. tegen B.zur Sache (gehören) • ter zake (doen)zur Sache kommen • ter zake, tot het thema (zelf) komen -
8 rollen
rollen♦voorbeelden:das Schiff rollte • het schip slingerde hevig heen en weerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (zich) rollen ⇒ zich rondwentelen, buitelen3 zich oprollen ⇒ om-, opkrullen♦voorbeelden:das Haar rollt sich zu Locken • het haar valt in lokken, krult -
9 Witz
〈m.; Witzes, Witze〉1 mop, grap, geestigheid♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 mach keine Witze! • dat meen je niet!Witze reißen • moppen tappenwas ist der Witz dabei?, wo steckt der Witz? • waar zit hem de kneep? -
10 Zug
〈m.; Zug(e)s, Züge〉4 trek, tocht7 trek, lijn ⇒ 〈 figuurlijk ook〉 gelaats-, karaktertrek8 discipline, orde9 dreef, gang♦voorbeelden:1 im falschen Zug sitzen • (a) in de verkeerde trein zitten; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 zich vergissender Zug ist abgefahren • (a) de trein is vertrokken; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 er valt niets meer aan te doendie Feuerwehr rückt mit vier Zügen aus • de brandweer rukt met vier colonnes uit3 der humanistische und der naturwissenschaftliche Zug des Gymnasiums • de alfa- en de bèta-afdeling van het gymnasiumim Zug sitzen, stehen • op de tocht zitten, staan〈 sport en spel〉 einige Züge rudern, schwimmen • een paar slagen roeien, zwemmendas Buch in einem Zug(e) durchlesen • het boek in één ruk, adem uitlezender Zug der Zeit • de trend, geest van de tijddie Brücke im Zuge der Straße • de brug in het verlengde van de straatim Zuge der Umstrukturierung • in het kader van de herstructureringin groben, großen Zügen • in grote lijnen〈 figuurlijk〉 im besten Zuge, gut im Zug sein • goed op dreef, gang zijn -
11 anhaften
anhaften♦voorbeelden:1 das Fett haftet an den Kleidern an • het vet kleeft, plakt aan de kleren (vast)kein Makel haftete ihm an • er kleefde geen smet op hem -
12 aus
aus1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:vom Fenster aus • vanuit het raamvon Grund aus • grondig, totaal〈 informeel〉 von mir aus • wat mij betreft, voor mijn partvon sich aus • uit eigen beweging, op eigen houtjebei jemandem aus und ein, ein und aus gehen • bij iemand in- en uitlopennicht ein und aus, nicht aus noch ein, weder aus noch ein wissen • zich geen raad (meer) weten————————aus2〈voorzetsel + 3〉♦voorbeelden:aus dem Gedächtnis, Kopf hersagen • uit het hoofd, van buiten opzeggenaus der Nähe • van dichtbijaus alten Zeiten • uit vroeger tijdwas ist aus ihm geworden? • wat is er van hem terechtgekomen?aus sich heraus • uit zichzelf2 aus welchem Anlass, Grund? • om welke reden?aus Mangel an Zeit • bij gebrek aan tijdaus Spaß • uit gekheid, voor de grapaus der Sache wird nichts • van die zaak komt niets terecht -
13 der Sache haftet ein Risiko an
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Sache haftet ein Risiko an
-
14 die Sache riecht faul
-
15 die Sache rollt schon
-
16 riechen
riechen♦voorbeelden:nach einer Sache riechen • (a) naar iets ruiken, rieken; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 verdacht veel op iets lijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 etwas nicht riechen können • iets niet kunnen ruiken, niet van tevoren kunnen weten -
17 was ist an der Sache dran
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > was ist an der Sache dran
См. также в других словарях:
Grammaire Néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire neerlandaise — Grammaire néerlandaise le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 Het ou … Wikipédia en Français